Als we om acht uur ’s ochtends beginnen, is het warm. Mijn eerste taak is schoffelen maar eerlijk gezegd weet ik niet eens hoe een schoffel eruit ziet, zoveel tuin-ervaring heb ik.
Gelukkig reikt iemand me er een aan en ik begin enthousiast het onkruid tussen de selderij weg te schoffelen. Het is leuk werk. Een beetje moeilijk om de selderij zelf niet aan te tasten. Na een half uur heb ik een zeurende, trekkende pijn in mijn rechterschouder. Eigenlijk al na tien minuten. Ik ruik mijn eigen zweet. Jeetje, wat een werk. Ik heb een héél klein stukje aarde van onkruid ontdaan tussen een paar planten, maar mijn arm die gewend is aan typen op een toetsenbord, voelt aan alsof ik de hele ochtend gewichten heb staan heffen. Misschien houd ik dat ding niet goed vast. Selderij is een beetje een ondergeschikte groente, het kost bijna niks, een stronk bleekselderij is bij onze supermarkt 99 cent. Wat een werk, voor die paar stengels, bedenk ik me.
Normaal merk je hier niets van. Normaal groeit eten in de supermarkt.
Sabbatical
Mijn vriend heeft een nieuwe baan, hij werkt sinds een paar maanden op een biologisch dynamische boerderij. Omdat ik nieuwsgierig was naar dit werk, en ook omdat ik al jaren probeer vrijwilligerswerk te doen maar dat steeds mislukt, gaf ik me op om mee te helpen op de Groentetuin.
Verderop in het selderijveld staat een vrouw te schoffelen die chirurg is maar nu in een sabbatical. Ze werkt hier één ochtend per week. ‘Ik hou veel van eten,’ zegt ze, ‘en het is leuk om te zien waar het vandaan komt.’ Ik verbaas me een tijdje over deze selderij. En hoeveel spierkracht het kost om het onkruid weg te halen. Als dit alleen nog maar het schoffelen is, hoeveel werk zit er dan wel niet in ieder plantje, in ieder blaadje, dat wij doorgaans zo achteloos kopen, half opeten en vaak ook weggooien?
Niets meer missen van Happinez? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Dichtbij de aarde
Dan mag ik iets anders doen, kleine bindsla-plantjes in de grond zetten. Binnen een mum van tijd zijn mijn handen en knieën zwart. Hier dichtbij de grond is het nog warmer. Wormen kruipen onder me tussen de brokken klei-achtige aarde. De plantjes moeten in rijtjes, en als ik de eerste krat moestuintjes heb geplant, zie ik dat ik ze in een haast met een liniaal getrokken lijn heb gezet. De andere jongen die het ook doet, zet ze veel organischer neer. Of je kunt ook zeggen: hij doet maar wat. Maar misschien moet dit helemaal niet zo recht, ik twijfel over mijn eigen natuurinstinct. Het is een aardige jongen, hij heeft een uitkering maar moet nu verplicht vrijwilligerswerk doen dus werkt hij twee ochtenden in de week hier. Iedere vrijwilliger werkt hier voor een bepaalde periode een dag of twee in de week, ieder heeft een ander verhaal, een andere reden.
Waardevol
Als de zon nog harder gaat schijnen, worden de kleine plantjes gesproeid met slootwater. Daarna worden ze toegedekt onder doeken, tegen vogels en insecten. De hulpboeren praten vriendelijk over de plantjes, alsof ze waarde hebben. Alsof ze meer zijn dan een paar blaadjes, meer dan voer voor een langs huppelend konijn of een piepklein onderdeel van je salade of groentesoep. Ze moeten verzorgd worden, gekoesterd, ze zijn belangrijk.
De jonge stieren die in het veld naast de tuin staan, komen kijken wat we doen. Ik hoor kikkers. Verschillende soorten vogels die ik niet herken maar wel gezellig vind. En ik bedank dat ik dit, ondanks mijn zwarte nagels en zeurende rechterschouder, stiekem prettiger vind dan achter een computerscherm leven. Ik wil hier wel blijven, ik wil niet dat de dag ophoud. Gedachten stil, niet praten, niet opletten, maar wel de aarde ruiken, de kikkers en de krekels horen.
Alsof die groente daar staan te groeien in het echte leven, het leven dat we wel eens vergeten.