Soms moet je jezelf een duwtje geven en iets durven wat je nog nooit hebt gedaan. Maar goed voor jezelf zorgen betekent ook dat je je grenzen bewaakt. Waar eindigt moed en begint roekeloosheid? Hoe kom je daar nou achter?
Leap before you look
Een daad van moed is vaak spontaan, iets wat je doet zonder er veel bij na te denken. Zodra je gaat denken, zinkt de moed je vaak in de schoenen. Een beetje zoals een stripfiguur die over een dak rent en gewoon doorrent in de lucht. Pas na een tijdje kijkt hij naar beneden en zodra hij beseft dat hij in de lucht aan het rennen is, valt hij meteen loodrecht naar beneden.
‘Van jongs af aan is het mij opgevallen,’ schrijft auteur Arthur Japin in een artikel in NRC Handelsblad over intuïtie, ‘hoe mensen, geconfronteerd met een situatie waarin ze plotseling voor een beslissing komen te staan, in een flits vrijwel altijd direct weten wat ze te doen staat. Ook zag ik dat ze zich meestal direct, soms nog in dezelfde seconde, al hernemen.’ Ze gaan nadenken over de eventuele gevolgen, schrijft hij, en: ‘Hier beginnen de problemen. Alle problemen.’ Als kind al wist hij dat mensen niet durven doen wat ze voelen. ‘Ze nemen hun besluiten liever met hun hoofd dan met hun hart.’
Echte moed komt uit je hart. Grappig genoeg betekent het woord lef, afkomstig uit het Hebreeuws, letterlijk ‘hart’. En het Franse én het Engelse woord voor moed, courage, stammen ook al van cor, Latijn voor ‘hart, gevoel, gemoed’. Trouwens, ook ons woord moed komt natuurlijk van gemoed, wat ongeveer hetzelfde is als gevoel.
‘Je denken is laf,’ zei Osho, de Indiase wijsgeer. ‘Moed komt nooit voort uit je denken, maar altijd uit je hart. In je denken houd je je bezig met hoe het hoort, met het verleden. Het denken kan niets met het onbekende, het nieuwe. Alleen het hart kan doordringen in het onbekende, alleen het hart kan onontgonnen terrein betreden. Moed is een kwaliteit van het hart.’
Moed, zei Osho, is de bereidheid om alles wat je weet, op te geven en weer helemaal onschuldig te zijn. Om te handelen vanuit een staat van niet-weten. ‘Leap before you look’ zei hij ook weleens: waag de sprong en kijk pas daarna waar je terechtkomt. Een omkering van het Engelse gezegde ‘Look before you leap’, zoiets als ‘Begint eer ge bezint’.
Je denken wil je altijd in de comfortzone houden, waar alles vertrouwd is en bekend. Maar wie altijd in die comfortzone blijft hangen, gaat zich vroeg of laat vervelen. Het leven wordt sleets, routinematig. Je krijgt behoefte aan iets nieuws, aan het overschrijden van grenzen.
Nachtje erover slapen
Simpel ligt het niet. Want vraagt het leven niet dikwijls juist om berusting, om acceptatie, om ontspannen ondergaan wat er gebeurt? Goed voor jezelf zorgen betekent ook dat je ‘nee’ kunt zeggen tegen een onmogelijke opdracht. Dat je je eigen grenzen kent en daar niet overheen dendert. Dat je niet inhaalt maar rustig een tijdje achter die trage vrachtwagen doorsukkelt, totdat de situatie echt veilig is. Dat je niet in die doodgriezelige achtbaan hoeft van jezelf, ook al roept de hele familie dat je niet zo flauw moet doen – omdat je wéét dat je de hele rit alleen maar misselijk zou zitten wachten tot de beproeving weer voorbij is. Dat je niet meteen een stoere ontslagbrief schrijft als je je ergert aan je manager, maar je tijd beidt tot het bedrijf reorganiseert en alles toch anders wordt.
Er zijn zoveel dingen die je beter niet kunt durven. ‘Bijvoorbeeld je middelvinger opsteken naar je baas,’ schrijft psycholoog Roos Vonk in haar nieuwe boek ‘Je bent wat je doet’, ‘impulsaankopen of iets anders impulsiefs doen waar je later spijt van kunt krijgen.’ Je kunt nog zo staan te popelen om zulke dingen te doen, met echte moed heeft dat weinig te maken. Eerder met onvolwassenheid. ‘Hoe sterker en dwingender de behoefte is om nu meteen iets te doen, hoe zekerder je ervan kunt zijn dat er een kinderlijke of primitieve drijfveer achter zit – en dat je het juist níet moet doen.’ Want emoties vernauwen je blik.
In dat soort situaties, schrijft Vonk, kun je dus beter wel eerst goed nadenken. Of jezelf vermanend toespreken. ‘Ik zeg dan tegen mezelf – in feite tegen het dwingende kind in mezelf: ‘We doen nu even niks, oké? Eerst een nachtje erover slapen. Als je het dan nog steeds wilt, kan het altijd nog.’ Daarmee kan ik de dwingeland even tot bedaren brengen. En vaak hoeft het de volgende dag niet meer.’ Ook wanneer er groepsdruk of alcohol in het spel is, vertroebelt dat je blik. ‘Jenevermoed’ noemen we het, wanneer je boven op de brugleuning gaat staan met een stuk in je kraag. Je hebt weliswaar je denken uitgeschakeld, maar je gevoel is niet meer zuiver.
Een overwinning
Dat al te veel nadenken je kan belemmeren om moedige stappen te zetten, is duidelijk. Spreekangst is een goed voorbeeld. Je hoeft maar aan een zaal vol mensen te denken die allemaal naar je kijken en je verschiet van kleur, je benen zijn ineens van macaroni en je handpalmen klam. Misschien ben je eens uitgelachen om wat je zei. Of is je ooit wijsgemaakt dat jouw mening niet op prijs werd gesteld. Maar dat is allemaal verleden tijd. In het hier en nu is je publiek doorgaans maar al te bereid om je leuk te vinden; dat is voor de toehoorders zelf ook fijner en ze zijn gekomen om het fijn te hebben. Dus op zulke momenten is je angstige denken een slechte raadgever.
Roos Vonk vertelt in haar boek dat ze op de middelbare school een panische angst ontwikkelde voor spreken in het openbaar. ‘Het feit dat iedereen mij aankeek, maakte dat ik bloosde tot aan mijn kruin en alleen maar wilde verdwijnen.’ Toen ze een spreekbeurt moest houden over een boek, overwoog ze onder een auto te lopen of de fles sherry van haar ouders leeg te drinken… ‘Uiteindelijk durfde ik geen van beide en zei ik tegen mezelf: ‘Nou goed, je staat daar en je krijgt een knalrood hoofd; en iedereen ziet het, en je voelt het gloeien en het zal verschrikkelijk zijn! Maar je kunt dan evengoed toch iets vertellen over dat boek.’
Later ontdekte ze dat de Amerikaanse psycholoog Steven Hayes precies die methode ontwikkelde tot zijn Acceptatie and Commitment Therapie. Hij leert mensen accepteren dat ze bang zijn, wetend dat ze zullen stamelen, hakkelen, blozen, zweten, enzovoorts… en toch doen wat ze willen doen.
‘Ik zat in een leiderschapstraining,” vertelt Karin van Grunsven, therapeut en trainer, ‘en een onderdeel ervan was een outdoor-training waarin je verschrikkelijk enge dingen moest doen. Zo was er een paal van zeven meter hoog waar je via een laddertje in moest klimmen en dan moest je boven op die paal gaan staan, die niet breder was dan een schoenmaat. Ik kon de paniek voelen van de deelnemers die dat deden, en mijn eerste reactie was: gelukkig dat ik zoveel werk aan mezelf heb gedaan dat ik goed mijn grenzen kan bewaken. Geen spráke van dat ik dit ga doen… Dus ik klom wel op dat laddertje, maar heb toen gezegd: ‘Dit is genoeg voor mij’ en ik ging het laddertje weer af. Ik bleef trouw aan mijn grenzen.
Maar toen besefte ik dat ik ook iets miste – door mijn houding. Bij een paar mensen die het voor elkaar hadden gekregen om bovenop te gaan staan, zag ik een enorme euforie. Ze waren in een verruiming terechtgekomen en ze voelden zich totaal bevrijd. Dus ik zat in een geweldig conflict. Ik wist: mijn zenuwstelsel zegt me dat dit levensgevaarlijk is, maar mijn lijf kan echt wel in die paal klimmen. Toen heb ik gezegd: bij de volgende paal ga ik mijn grenzen verleggen, ik ga tot driekwart klimmen. En dat deed ik.
Natuurlijk had ik ontzettende vlagen van paniek, maar ik werd heel goed begeleid door de trainer. Als ik stopte omdat ik me helemaal dizzy en slap begon te voelen van angst, vroeg hij: ‘Voel je je voeten nog? Wat is de temperatuur van de paal? Wat hangt er in de boom naast je?’ Met andere woorden: hij hielp me om me te oriënteren in het hier en nu, om steeds in mijn lichaam terug te komen, zodat ik weer in staat was twee stappen omhoog te doen. Ik klom zelfs hoger dan ik me had voorgenomen. Toen was het genoeg en vroeg ik me af: hoe kom ik nou naar beneden?
‘Loslaten,’ zei hij. Dat was weer een overwinning: ik hing wel in een soort tuig en er was geen echt gevaar, maar mijn gevoel zei daarover natuurlijk iets heel anders. Enfin, uiteindelijk liet ik de paal gewoon los. Eenmaal veilig op de grond was ik euforisch. Ik had iets geweldigs gedaan: ik had de panische, verlammende angst overwonnen. Mijn vastberadenheid en vermogen om aanwezig te blijven, bleken sterker te zijn dan de angst. Fantastisch!’
Met open ogen
Waardoor ging dat goed, wat was de beslissende factor? “Ik denk dat je iets moet durven,” zegt Karin, “als je voelt dat je aanwezig kunt blijven in wat je doet, terwijl je de grens overgaat. Wanneer je voelt dat je het voor elkaar kunt krijgen, als je maar de tijd neemt om jezelf steeds te hervinden. Bijvoorbeeld door af en toe te stoppen, te letten op je ademhaling en je voeten te voelen, zodat de paniek zakt en je je spierkracht weer kunt ervaren. Dan is het een goede ervaring. Je hebt iets gedaan waarvan je dacht dat het buiten je bereik ligt, maar door aanwezig te blijven terwijl je het doet, heb je het je toegeëigend. Het is van jouzelf geworden. Dat is iets heel anders dan je adem inhouden en je ogen dichtdoen om maar niet te hoeven ervaren wat er gebeurt. Dan maak je niet mee wat je doet en kun je je dus ook de overwinning niet helemaal toeëigenen. Dat zijn vaak onbevredigende ervaringen die aan je blijven knagen.”
Als je je ogen sluit en je adem inhoudt, doe je eigenlijk net of je er niet bent. Dan komt de moed niet uit je hart, maar uit het ontkennen van je hart. Wat moet je dan doen als je iets echt niet durft? In elk geval niet jezelf forceren. Doe nooit iets alleen maar om de wereld te bewijzen dat je geen lafaard bent, zei Osho. ‘Dat is wat alle generaals en alle regeringsleiders altijd hebben gedaan en de wereld heeft er verschrikkelijk onder geleden.’ Als je iets niet durft, zei hij, accepteer dat dan. Label je gevoel vriendelijker. Noem het geen angst, noem het je besef van hulpeloosheid. En accepteer. ‘Accepteer je hulpeloosheid. Als je eenmaal begint met accepteren, zul je zien dat die hulpeloosheid langzaam maar zeker verdwijnt. Zolang je je eigen angst veroordeelt, is het lafheid. Maar als je hem accepteert, wordt het nederigheid.’
Er is niets mis met nederigheid, met erkennen dat je niet alles kunt of durft, dat je grenzen hebt, dat je je eigen tempo hebt, dat je nog wat meer tijd nodig hebt om te groeien. En op een dag durf je het wel. Dan doe je het gewoon, vanuit je hart.