Nog meer dan kinderen zelf, zouden ouders kunnen leren van verveling.
Een tijdje geleden ging er een verhaaltje viral op sociale media van een schoolmeester, die beschreef wat het verschil was tussen kinderen van nu en kinderen van vroeger. Eén van de punten die ik heb onthouden, was dat kinderen zichzelf vroeger veel beter konden vermaken en dat ze nu zo’n beetje onophoudelijk vermaakt worden door ouders – en dat je dat dus merkt in de klas, vond hij.
Nu maak ik me schuldig aan alles waar moderne ouders uit de randstad zich schuldig aan maken dus ook aan dit punt. Ik vermaak mijn kinderen, we gaan heel vaak naar feestjes, naar het strand, naar de speeltuin, naar een zwembad, naar een pretpark, naar een terrasje enzovoort. Hiernaast hebben ze allemaal telefoons en beschikking over een iPad en een televisie. Hiernaast zitten ze op allerlei sporten en muziekinstrumenten. Hiernaast krijgen ze zo’n beetje al het speelgoed dat ze willen hebben en hebben de oudste twee veel vriendjes dus als er thuis niets ‘leuks’ gebeurt, kunnen ze afspreken en het bij iemand anders leuk hebben.
Verder ben ik natuurlijk als moderne ouder helemaal geen voorstander van het feit dat de kinderen ‘vermaakt’ moeten worden en al helemaal niet met schermen of spullen, dus deze vakantie ging ik proberen om het anders te doen.
De eerste dag dat we dat gingen proberen, was een moeilijke dag.
Ik herinner me dat ik vervelen als kind ook heel moeilijk vond en stom en dat mijn moeder dan riep: vervelen is juist goed voor je! – want dat had ze ergens gelezen. Maar waar het dan goed voor was, zei ze er niet bij. Als je ouder wordt, wens je meer verveeltijd. Als kind wenste je er altijd minder van.
‘Maar wat kan ik dan doén? Ik kan niets doen!’ mopperde mijn oudste zoon. Ik wilde hem graag helpen dus ik verzon creatieve bezigheden. ‘Tekenen! Op onderzoek uit? Een hut maken? Iets timmeren, bouwen? Ukele leren spelen?’ Ik voelde de verantwoordelijkheid van hun verveling zwaar op me drukken. ‘Je moet er even doorheen!’ zei ik enthousiast en toen ze vroegen: ‘wáár doorheen dan precies?’ wist ik het antwoord niet. In mijn hoofd zouden mijn kinderen zonnepanelen gaan ontwikkelen of andere briljante uitvindingen doen uit pure verveling.
Maar dat was mijn eigen fantasie, de werkelijkheid was dat ze het nu eens zelf moesten verzinnen. Na een paar uur geklaag en gemopper hadden ze wat verzonnen. Ze deden het zelfs met zijn vieren, zonder ruzie, met meer plezier dan ik ooit had kunnen wensen: ze gingen stoeien. Een heus vecht-toernooi hadden ze verzonnen. Stukken minder avonturenboek-fahïg of poëtisch dan ik misschien hoopte, maar dat is natuurlijk óók vervelen.
En dat was de les die ik zelf nog moest leren: dat ik het niet altijd voor ze invul.