Elke baby denkt in beelden. Logisch, want ze kennen nog geen taal. Dat verandert als ze gaan praten, maar niet bij elk kind. Meer dan de helft van de kinderen blijven toch vooral visueel-ruimtelijke denkers, zoals dat officieel heet. Daar kunnen ze veel plezier van hebben, maar ook last omdat de wereld zo talig is. Hoe herken je of je kind een beelddenker is en hoe kun je het helpen?
Beelddenken betekent eigenlijk letterlijk in beeld denken. Als je je kind een verhaal vertelt over een meisje dat langs een grote boom loopt en hij of zij meteen die ‘grote boom’ visualiseert, dan is de kans groot dat jouw kind in beeld denkt. Deze manier van denken heeft alles te maken met de hersenen.
De linker hersenhelft houdt zich vooral bezig met taal, volgorde, tijd, analyse en logica. Je rechter hersenhelft houdt zich juist meer bezig met zintuigen, kleuren, dromen, ritme en ruimte. Een taaldenker gebruikt dus eerder zijn of haar linker hersenhelft, terwijl beelddenkers de voorkeur geven aan de rechterhersenhelft.
Wil je erachter komen of jouw kind een beelddenker of een taaldenker is? Doe dan de test. Antwoord met ‘ja’ als je de eigenschap herkent in jouw kind en antwoord met ‘nee’ als je de eigenschap niet terugziet in jouw kind.
(Tekst: Bianca Bartels)
Dit artikel is een fragment uit happi.kids 1-2019. Meer lezen? Je bestelt het nummer in onze shop.
Meer Happinez?
- Waarom ouders de lat best iets lager mogen leggen bij het opvoeden
- Aan alle bonusouders: Susan Smit schreef je deze brief
- Ben je een ‘luie ouder’? Dan ben je goed bezig!