Iemand in het echt spreken werkt veel beter dan digitaal communiceren – helemaal met conflicten. Het helpt om te zien dat iemand een mens is, en niet alleen een antwoord in je telefoon.
Wij zijn denk ik een voorbeeld-samengesteldgezin, bijna alles gaat goed en iedereen vindt elkaar lief. Maar we hebben natuurlijk ook wel eens ruzie.
Kleine dingen die digitaal groot worden
Laatst gebeurde het. Mijn ex – de vader van mijn derde zoon – belde aan het eind van een werkdag. Ik was moe en emotioneel want ik had de kinderen net op de trein gezet, en hoe lang je ook aan co-ouderschap doet, het blijft altijd een beetje pijn doen om ze weg te zien gaan. Ik maakte me zorgen over iets kleins dat in mijn hoofd groot was geworden. Mijn ex had een vermoeiende werkdag achter de rug, belde mij toch even terug, ik stond ergens buiten op straat, het was winderig. Ik nam toch op. We kregen ruzie. We hadden op dat moment waarschijnlijk zelfs over een kaasstengel ruzie kunnen krijgen maar zeker over ‘het probleem’: dat mijn zoontje van vier ineens niet naar zijn vader wilde.
Dat is in zijn geval uitzonderlijk, want hij wil sinds hij geboren is altijd naar zijn vader. Hij wil altijd het liefst bij zijn vader zijn. Ineens had hij gezegd met zijn grote, bruine, dromerige ogen: ‘Mama, ik wil bij jou blijven.’
Ontdek ook ‘Kristallen by Happinez’
-
Chakra’s in balans: zo gaat je levensenergie weer stromen
-
Handige kristallenindex: de betekenis van 67 kristallen
-
En nog veel meer
Is het slim om een kind zijn zin te geven, of is het beter om ons schema aan te houden?
Het was een typisch voorbeeld waarbij appen of bellen niet werkt, zeker niet als je moe bent en het hard waait. Onze woorden werden lelijk. Mijne werden het lelijkst, mijn ex hing op zonder te groeten, tuut-tuut-tuut. Zelfs tijdens onze relatie heeft hij zoiets nooit gedaan.
Dit konden we beter. We maakten een koffieafspraak.
Koffie, de krant en afgewogen woorden
Een ochtend, ik was te laat. Hij zat er al. Koptelefoon op, koffie, de krant te lezen. Mijn kindje van twee was erbij en kroop meteen bij hem op schoot, want dat doet ze altijd, ook al is het niet haar vader, niet eens haar stiefvader, alleen de vader van haar halfbroer.
‘Hoi, wil je ook koffie?’
We begonnen voorzichtig. Aandachtig. Hoe zou het gesprek moeten beginnen? Ik vertelde iets heel erg niet ter zake doenend om het ijs te breken.
‘Het is altijd anders hè, als je iemand kan aankijken,’ merkte hij terecht op.
We wogen onze woorden af. ‘Het was niet mijn bedoeling…’
‘Nee mijne ook niet!’
Eigenlijk was dat genoeg. Eigenlijk was het hier al goed.
Het komt wel goed
De rest van het uur was niet eens nodig geweest. Het eindigde deze keer niet met tuut-tuut-tuut. Deze keer zei hij: ‘Het komt wel goed.’ We houden ons schema aan. Als mijn zoon bezwaren blijft houden, nog heel lang, gaan we naar hem luisteren. Misschien waait het over. In woorden klinkt het simpeler dan in gevoel. Maar ik kan ermee leven, nu ik zijn vader heb gezien.
Soms helpt het om te zien dat iemand een mens is, en niet alleen een antwoord in je telefoon.