Vind jij ook dat muziek kan spreken als woorden tekort schieten? Dan zal de film ‘Djam’ van de Algerijnse filmmaker Tony Gatlif je zeker raken.
Het begrip ‘ballingschap’ is van doorslaggevend betekenis voor het werk van Tony Gatlif (1948). In zijn jeugd in Algiers heeft hij gezien met welk verdriet Franse Algerijnen terug moesten keren naar vaderland Frankrijk. Zij raakten ontheemd, net als al die volkeren die hij later ontmoette en over wie hij zijn verhalen tot op heden vertelt.
Eén ding hebben zij allen gemeen, en dat gebruikt Gatlif vol verve in zijn films: de taal van de muziek die hun ziel en zaligheid vertolkt.
De muziek van de Grieken
Zo voert in ‘Vengo’ (2000) de flamenco de boventoon, terwijl in ‘Exils’ (2004) Noord-Afrikaanse trommels domineren, en in ‘Geronimo’ (2014) onderstreept Roma-muziek de inhoud van het verhaal. In zijn laatste film ‘Djam’ doet de rebetiko zijn intrede.
Het is de muziek van de Grieken die, woonachtig in het Europese deel van Turkije, in de 19e eeuw het land moesten ontvluchten. Zij brachten muziek mee die voortkomt uit een smeltkroes van culturen en waarin ballingschap, liefde, weemoed, leven en de dood centraal staan. Rebetiko wordt ook de Griekse blues genoemd.
Laat de muziek je leiden
In ‘Djam’ wordt Rebetiko vol liefde ingezet, dankzij de indringende vertolkingen van hoofdpersoon Djam. Een levenslustige jonge vrouw die onbevreesd in het leven staat. Met haar wortels stevig in de aarde van Lesbos doet zij het liefst niets anders dan het zingen van deze blues.
Net als haar overleden moeder, een grote Rebetiko-zangeres, maar de crisis dwingt Djam om voor haar geliefde stiefvader Kakourgos, wiens restaurant failliet is gegaan, een motoronderdeel in Istanbul te halen. Dit voorwerp moet de start worden van een nieuw bestaan.
Het is een reis niet zonder risico’s, niet zozeer door eventuele gevaren maar meer nog door Djam’s vrij gevochten geest die haar meer dan eens een ander pad doet inslaan dan beoogd, beslist als er ergens muziek in het spel zit. Wel keert ze volgens afspraak terug bij haar ouderlijk huis om haar moeders vintage Rebetiko-elpees op te halen.
Kippenvel gegarandeerd
Onderweg ontmoet Djam de jonge Franse Avril, die door haar vriend in de steek is gelaten. Ook heeft hij haar geld en paspoort meegenomen. En dat terwijl ze vol goede bedoelingen naar Griekenland waren gekomen: namelijk om de vluchtelingen te helpen.
Met als enige bezitting de kleren om haar lijf voegt de verloren Avril zich bij Djam, en samen reizen ze te voet verder. Over een lange weg, die ooit door de Syrische vluchtelingen is gebruikt maar nu betreden wordt door twee dolende vrouwen wiens innerlijk lijkt te zijn afgedwaald van diens pure bedoelingen.
Wanneer de Rebetiko-muziek aanzwelt en het gezang losbarst gaat er een rilling door je heen, want de muziek komt direct binnen. Djam mag zich graag als een wilde kat voordoen, en soms zelfs woest uit haar ogen kijken, maar zodra ze hartstochtelijk in zingen uitbarst en haar ogen sluit, is zij net als een marmeren beeld van de oude Grieken: kracht uitstralend in een mooi, sereen gezicht, waarbij je een stukje van de ziel lijkt te zijn gegund.