Susan Smit schreef zichzelf een brief met beloften om trouw te blijven aan haar eigen pad. Laat je inspireren door haar woorden.
Ik beloof
Ik beloof mezelf plechtig om:
Harder te durven zingen op de fiets.
Mensen die de waarde van iets alleen kunnen uitdrukken in geld te mijden als de pest.
Langer uit te slapen, vaker op de bank een hazenslaapje te doen, met een boek op een terras te gaan zitten, zomaar midden op een werkdag.
Het als een compliment te beschouwen als sommige mensen me niet leuk vinden.
De tafel te dekken met de mooie servetten op een doordeweekse avond.
Chaos te trotseren in plaats van het te willen bedwingen. Want elke keer als ik aan controle win, verlies ik vrijheid.
Niet meteen achter het beschadigende gedrag van een potentiële geliefde te kruipen naar de wond en hem het gedrag te vergeven. Ik beloof een rode vlag serieus te nemen in plaats van hem denken te kunnen helpen en daarin intimiteit te zien.
Nog meer notitieboekjes te kopen om op te stapelen.
De zin ’Wat bedoel je daar precies mee?’ uit te spreken als er op een zoetsappige toon iets naars wordt gesuggereerd. Ik word altijd rustig van de waarheid – hoe pijnlijk ook.
Elk onnadrukkelijk moment te betrappen op betekenis. De buurtkat die besluit voor mijn deur te gaan zitten, de bekende die op straat iets met me deelt, het donsveertje voor mijn voeten.
Elke identiteit te saboteren die me wordt opgelegd. Ik hoor bij geen enkele groep, ik hoor bij mezelf.
Geen cafékoekjes bij de koffie meer doormidden te breken, om uiteindelijk de andere helft toch ook op te eten, maar gewoon het hele koekje in mijn mond te steken. En ervan te genieten.
Niet meer naar heling te zoeken bij degenen die me verwond hebben.
Tien pakken vaatwastabletten te kopen om nooit meer naar de supermarkt te hoeven voor vaatwastabletten, om terug te komen met rijst, chocolade en zonder vaatwastabletten.
Het vaker met een uitgestreken gezicht te hebben over ‘hormonale mannen’, godzijdank, hoe hij ‘goed kan rijden of schaken voor een man’ en dat ‘iedereen mag doen wat zij wil’. Gewoon om te stangen. Kom op, je kunt toch wel tegen een grapje? Glimlach eens wat vaker!
Niet met stoffer en blik achter wiens rug dan ook aan te lopen, maar alleen met open armen in open armen te duiken.
Na het onverhoeds absorberen van het wereldnieuws niet weg te zinken in wanhoop, maar meteen op mijn meditatiekussentje te gaan zitten en het ruimere perspectief te zien.
Een feestjurk aan te doen op een grijze dinsdag, meer onbetaalbare pijnboompitten te kopen en een kilo ansichtkaarten in huis te halen om zonder reden naar lieve mensen te sturen.
Niet te tobben. Het loopt toch anders.