Van fouten maken leer je. Dat weten we allemaal. Dus waarom vinden we het dan toch zo onverdraaglijk om er een te maken? Susan adviseert om gebreken te erkennen en jezelf te vergeven. Want pas dan komen dingen in beweging.
Toevallig fietste ik achter een buurvrouw aan naar onze straat. Ze had haast en reed over het zebrapad, op zo’n manier dat de voetgangers werden afgesneden en haar beduusd nakeken. Aan hun rugzakken te zien waren ze toeristen, sowieso de enige groep die in Amsterdam nog de illusie heeft dat een zebrapad een veilige plek is om over te steken. Een van hen zei iets verontwaardigds tegen de rug van mijn buurvrouw, die bozig terugriep: ‘Kijk dan uit!’ Ik stopte en probeerde met een soort verontschuldigende glimlach de naam van de Amsterdammers te redden.
Mijn straatgenoot, normaal gesproken een hele leuke vrouw, moést weten dat ze fout zat – misschien al op het moment zelf of anders vlak erna. En toch dacht ze het conflict het beste op te lossen en gezichtsverlies te voorkomen door met de vinger naar de ander te wijzen. Ik bega geen vergissing, maar júllie moeten uitkijken.
Waarom vinden zoveel van ons het toch zo moeilijk om toe te geven dat we een fout hebben gemaakt? Misschien gaat het er niet eens om dat we perfect willen zijn in de ogen van anderen. Ik denk veeleer dat het komt omdat we, als ze erkennen dat wij een misser begaan, onszelf zo moeilijk kunnen vergeven. We willen ons voortdurend goed gedragen om zo van onszelf te kunnen blijven houden. We stellen hoge eisen aan onszelf. Van de ander kunnen we nog begrijpen dat ze menselijk zijn en daardoor weleens een steekje (of een hele grove steek) laten vallen, vooral als ze ons om vergeving vragen en wij die dan grootmoedig kunnen schenken. Van onszelf vinden we het onverdraaglijk om iets verkeerd te doen.
Ontdek ook ‘Kristallen by Happinez’
-
Chakra’s in balans: zo gaat je levensenergie weer stromen
-
Handige kristallenindex: de betekenis van 67 kristallen
-
En nog veel meer
Om het beeld van de immer juist handelende en goedbedoelende persoon in stand te houden, verzinnen we na een uitglijder een verhaal om onszelf vrij te pleiten – soms achteraf, soms ter plekke. ‘Externalisatie’, schijnt dat te heten. Je vindt bijvoorbeeld dat de ander het ook niet zo handig heeft aangepakt en daarmee jouw gedrag in de hand heeft gewerkt. Of dat de ander overdrijft en het niet zo heel erg was wat je hebt gedaan. Of dat je er niets aan kunt doen dat je zo bent geworden, vanwege je rotjeugd.
Gewoon erkennen dat je iets slecht hebt aangepakt, valt niet mee, maar het is het aardigste wat je voor jezelf en de ander kunt doen. Je erkent daarmee dat je een feilbaar mens bent. Dat je soms gewoon echt stomme, domme of zelfs gemene dingen doet. Dat je worstelt met je onhebbelijkheden. Pas dan komen dingen in beweging. Je kunt gaan achterhalen waar het vandaan komt, waar een patroon ligt en wat je daaraan kunt doen. Je kunt bekijken wat je kunt fiksen en je excuses zonder maren aanbieden. En daarna kun je jezelf ruimhartig vergeven. Dat moet toch een stuk lekkerder wegfietsen van zo’n zebrapad.