‘Als je de demonen van je geliefde wilt bedwingen, word jij een van zijn demonen,’ zei iemand eens tegen me toen ik gevangen zat in een moeizame relatie. Hij kreeg gelijk.
Waarom zou een mens jaren van zijn leven besteden aan het bevechten van de demonen van een ander? Die vraag probeerde ik na het stranden van de relatie te beantwoorden. Misschien ligt de aantrekkelijkheid ervan hierin: als je al je energie op de moeilijkheden van de ander richt, kom je niet aan die van jezelf toe.
Terwijl je bezig bent andermans kastanjes uit het vuur te halen en je af te vragen hoe de ander zich voelt, hoef je je niet bezig te houden met je eigen problemen en gevoelens. En dat is wel zo comfortabel.
Je bent je daarvan natuurlijk niet bewust, want je bent getrapt in die andere val, die van de hoogmoed en overmoed. Ik ben zó evenwichtig, zó levenslustig en zó optimistisch, denk je, dat ik jouw problemen er makkelijk bij kan hebben. Even lijkt dat te werken, want je lost de problemen van de ander op en voelt je tegelijkertijd gesterkt in het rooskleurige beeld van jezelf. Jij bent krachtig! Jij bent liefdevol! Jij bent onmisbaar!
Zo bekeken is het Florence Nightingale-syndroom niet meer zo altruïstisch, want je dient er vooral jezelf mee en maakt de ander afhankelijk.
Een mens kan alleen zichzelf redden. En de enige persoon voor wie je onmisbaar bent, ben jij zelf.